Theorie & Filosofie
De rol van epistemologie in kwalitatief onderzoek
Wat is het?
Epistemologie, afgeleid van het oud-Griekse woord ‘epistème’ (kennis), vormt de tak van de filosofie die zich bezighoudt met de aard en oorsprong van kennis. De vragen die centraal staan in de epistemologie zijn hoe we tot (betrouwbare) kennis komen, en wat geldt als geldige kennis. Epistemologie biedt een theoretisch kader waarmee onderzoekers hun benadering van kennisconstructie kunnen bepalen.
Een traditioneel eeuwenoud debat in de epistemologie is of we door het gebruik van onze ratio (het rationalisme) of door observatie (het empirisme) tot betrouwbare kennis komen. In het huidige psychologische klimaat is duidelijk het empirisme dominant: zowel onderzoekers als clinici achten het zeer belangrijk dat we eerst data verzamelen voordat we conclusies trekken, en dat we dus observatie centraal stellen, en niet volledig vertrouwen op onze geest (onze ratio). Zowel in kwalitatief als in kwantitatief onderzoek staat dataverzameling centraal, en is de epistemologische aanname dat betrouwbare kennisvergaring afhankelijk is van goede dataverzameling.
Er zijn echter ook verschillen tussen de epistemologische benaderingen van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoekstradities. Binnen kwalitatief onderzoek wordt de focus vaak gelegd op het begrijpen en interpreteren van subjectieve perspectieven binnen een bepaalde context, terwijl in kwantitatief onderzoek de nadruk ligt op het generaliseren van bevindingen gebaseerd op numerieke data. Hoe er kennis wordt vergaard en wat voor conclusies daaruit getrokken worden verschilt dus tussen verschillende methoden, en in essentie is dat een epistemologische kwestie.
Als onderzoeker is het raadzaam om van tevoren stil te staan welke epistemologie past bij jouw overtuigingen en het doel van het onderzoek. Dit helpt bij het bepalen van de onderzoeksmethode en hoe de onderzoeksresultaten moeten worden geïnterpreteerd.
Hoe werkt het?
Er bestaan verschillende epistemologische kaders. Binnen het kwalitatief onderzoek wordt er vaak een sociaal constructionistische epistemologie aangehangen. Het sociaal constructionisme houdt in dat de realiteit actief wordt vormgegeven door individuen. De realiteit bestaat dus niet onafhankelijk van de mens, maar wordt juist actief gevormd door de mens. Zo bestaat er ook niet één objectieve werkelijkheid, maar zijn er als het ware allerlei werkelijkheden. Kwalitatief onderzoek wordt vaak gebruikt om de individuele perspectieven in hun context te begrijpen en te interpreteren, wat passend is binnen de aannames van het sociaal constructionisme.
De tegenpool van sociaal constructionisme is het positivisme, waarbij wordt aangenomen dat betrouwbare kennis bestaat uit objectieve observaties en meetbare feiten. Centraal in het positivisme staat de wetenschappelijke methode, waarbij er hypothesen worden opgesteld, experimenten worden uitgevoerd en de hypothesen vervolgens statistisch worden getoetst. Het positivisme keert zich af van enige vorm van metafysische of speculatieve verklaringen, aangezien deze niet op observatie zijn berust. In tegenstelling tot het sociaal constructionisme dat een sociaal geconstrueerde werkelijkheid benadrukt, bestaat er volgens het positivisme één objectieve realiteit. De meerderheid van het kwantitatieve onderzoek in de psychologie berust zich (al dan niet bewust) op een positivistische epistemologie; het doel is om tot objectief verifieerbare kennis te komen.
Op deze manier geformuleerd staan kwalitatief en kwantitatief onderzoek lijnrecht tegenover elkaar. De onderliggende aannames over hoe kennis wordt vergaard en wat het doel is van onderzoek zijn dermate verschillend dat ze niet verenigbaar lijken (daarover meer onder het kopje Aandachtspunten). Hoewel het inderdaad zo is dat sociaal constructionisme inhoudelijk zeer goed past bij het subjectivistische en context-gebonden karakter van kwalitatief onderzoek, is men als kwalitatieve onderzoeker niet noodzakelijk verbonden aan deze epistemologie. Ook binnen het kwalitatief onderzoek is het mogelijk om andere epistemologieën aan te nemen. Sommige kwalitatieve methoden passen zeer goed bij een constructionistische epistemologie (zoals narratieve analyse), terwijl andere methoden agnostisch zijn ten opzichte van epistemologie (zoals thematische analyse) en weer andere methoden soms naar het positivisme neigen (zoals grounded theory).
Aandachtspunten
Het aannemen van een bepaalde epistemologie kan samengaan met het idee dat kwalitatieve en kwantitatieve methoden niet verenigbaar zijn. Waar sociaal constructionisme leunt op het idee van de belevingswereld van het individu en het idee dat er niet zoiets is als één onderliggende waarheid, leunt het positivisme juist op het idee dat er één waarheid is die we kunnen beschrijven aan de hand van wetenschappelijke theorieën. Volgens deze redenering zijn de doelen en aannames van kwalitatief en kwantitatief methoden zo fundamenteel verschillend dat ze niet gecombineerd kunnen worden in één studie (Marecek, 2003). Mixed methods, onderzoeksmethoden die gebruik maken van zowel kwantitatieve als kwalitatieve elementen, zijn volgens dit standpunt niet houdbaar: kwalitatief en kwantitatief onderzoek zijn gebaseerd op verschillende aannames en leiden tot dermate verschillende soorten kennis dat ze niet te combineren zijn.
Toch lijken voor velen er veel voordelen te zitten aan het kunnen beoefenen van mixed methods. Een epistemologisch kader waarbinnen het wel mogelijk is om aspecten van kwalitatieve en kwantitatieve methoden te combineren is het pragmatisme. Het pragmatisme vormt als het ware een brug tussen sociaal constructionisme aan de ene kant, en positivisme aan de andere kant. Pragmatisme stelt dat de waarheid van een idee ligt in de praktische gevolgen en bruikbaarheid ervan. Onderzoekers die dit kader aanhouden focussen zich meer op wat de meest effectieve aanpak is op basis van de onderzoeksvraag en context. Het pragmatisme biedt dus veel flexibiliteit: in plaats van denken in tegenpolen, biedt het pragmatisme de mogelijkheid om alles te gebruiken wat zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve tradities te bieden heeft, als dat maar relevant is voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Het pragmatisme moedigt daarmee ook aan dat wetenschappers hun methoden aanpassen aan de onderzoeksvraag, in plaats van dat zij vasthouden aan een bepaalde methode omdat zij daar een bepaalde affiniteit mee hebben (iets wat ook wel methodolatry wordt genoemd).